Leerling in Beeld-toets oefenen groep 3 tot en met groep 8

Leerling in Beeld-toets oefenen groep 3 tot en met groep 8

Basisscholen gebruiken Leerling in Beeld als leerlingvolgsysteem. De Leerling in Beeld-toetsen zijn een vast onderdeel van dit leerlingvolgsysteem en worden twee keer per jaar afgenomen in groep 3 tot en met groep 8. Om te voorkomen dat je kind uitvalt kun je kiezen om Leerling in Beeld-toetsen te oefenen met je kind. Als je ervoor kiest om Leerling in Beeld te oefenen, waar moet je dan op letten?

 

Is Leerling in Beeld (LIB) het leerlingvolgsysteem van de school?

Leerling in Beeld is niet het enige leerlingvolgsysteem dat scholen gebruiken om de ontwikkeling van kinderen te volgen. Ga dus goed na of de school van je kind wel LIB gebruikt en niet bijvoorbeeld IEP, Dia of Boom.

Inhoudelijk maakt het overigens weinig uit: alle leerlingvolgsystemen toetsen ongeveer hetzelfde.

Ook de afnameperiode is niet heel afwijkend. De meeste lvs-toetsen worden afgenomen in januari (midden) en juni (eind). Alleen groep 8 vormt daarin een uitzondering met de b8-toets in november en de m8-toets in februari (doorstroomtoets).

 leerling in beeld oefenen

Welke vakken moet je oefenen?

LIB toetst de kennis en vaardigheden van kinderen op de volgende vakgebieden:

  • Lezen (eerst technisch, later ook begrijpend lezen);
  • Rekenen (en wiskunde)
  • Taalverzorging (spelling en grammatica)

Het kan zijn dat je kind met een van de vakken achterloopt of er moeite mee heeft. Je kan er dan voor kiezen dit vak te gaan oefenen. Het kan ook zijn dat je je kind in het geheel wil voorbereiden op de LIB-toets en dat je dus wil oefenen voor alle vakken.

 

Is het oefenen, onderhouden of verstevigen?

Wat ook belangrijk is, is het doel van het oefenen bepalen. Wil je dat je kind oefent om zichzelf te verbeteren, of wil je de aangeboden lesstof op school onderhouden door middel van oefenmateriaal? Het kan ook zijn dat je vooral tot doel hebt om de lesstof te verstevigen. Dat betekent dat je je kind er extra mee laat oefenen, zodat het beter beklijft.

Door voor jezelf helder te hebben wat je doel met oefenen is, kun je op zoek gaan naar het meest geschikte oefenmateriaal.

 

Bijles of oefenboek?

Je moet je ook afvragen of je je kind wekelijks naar bijles wil doen, tegen een gemiddelde prijs van € 60 per uur of dat je liever de bijles zelf geeft door je kind te laten werken met een degelijk oefenboek. Goede oefenboeken zijn goedkoper dan wekenlang bijles én bieden je de kans om met je kind mee te kijken. Voor andere kinderen is het juist weer fijner als ze de aandacht van een bijlesdocent krijgen.

 

LIB oefenboeken

Wil je aan de slag met Leerling in Beeld oefenboeken? Dan moet je er goed op letten dat je relevante oefenboeken aanschaft en niet zomaar iets van het internet plukt. Materiaal dat je gratis kan downloaden is niet toereikend en matcht al lang niet meer met de huidige leerstof van de LIB-toetsen. Ook digitaal materiaal werkt niet voldoende, omdat het spelelement de boventoon voert en het afleidt van de kern.

Goede oefenboeken zijn volledig, in de stijl van de LIB-toets en brengen kinderen ook echt verder.

 Toetsen oefenen Leerling in Beeld

De beste oefenboeken van dit moment

Op dit moment zijn de oefenboeken van lvstoetsoefenen.nl de meest professionele oefenboeken voor de LIB-toets. Honderden opgaven, afwisselende sommen en de beste teksten om begrijpend lezen te oefenen, vol op aandacht voor dictees, werkwoordspelling en grammatica. Voor de groepen 3 tot en met groep 8 zijn boeken beschikbaar en al vele ouders maken hier dankbaar gebruik van. Klik op de links hieronder om de boeken te bekijken, ervaringen van gebruikers te lezen of de boeken te bestellen.

Vakken voor de Cito-toets oefenen

De Cito-toets in groep 8 is voor veel achtstegroepers een waar spektakel. Gedurende drie dagen maken zij ongeveer 200 opgaven, die uiteindelijk een advies op zullen leveren voor het vervolgonderwijs. Maar welke vakken worden er getoetst op de Cito-toets? En welke vaardigheden horen daar bij? Met het oog op de Cito oefenen is het wel handig om dat te weten.

Opbouw Cito-toets

Gemiddeld gezien worden er op een Cito-toets negen toetsen gedaan. Drie per dag. Het gaat om vier toetsen voor taal, drie toetsen voor rekenen en twee toetsen voor studievaardigheden. De opbouw van die toetsen ziet er hetzelfde uit. De kinderen krijgen dertig tot veertig minuten per toets de tijd.

 

Taal op de Cito-toets

Het vak taal krijgt op de Cito-toets de meeste aandacht. Dat heeft te maken met het feit dat meerdere vakken onder taal vallen. Zo bestaan de vier toetsen taal uit de volgende vakken:

  • taalvaardigheden
  • schrijven en stellen
  • woordenschat
  • begrijpend lezen
  • spelling en grammatica

Normaal gesproken is één toets op twee tot drie vaardigheden gericht. Zo kunnen de eerste tien opgaven over taalvaardigheden gaan, de volgende tien over een tekst begrijpend lezen en de laatste tien over woordenschat. Enkele voorbeelden van opgaven bij taal:

Lees de tekst. Naar wie verwijst het woordje ‘zij’ in regel 6.

A Henn
B Opa en oma
C Peter
D Ik

Welk woord betekent hetzelfde als ‘cruciaal’?

A Kritiek
B Ongelijk
C Gezond
D Kanaal

 

Rekenen op de Cito-toets

Er is iedere dag ruimte voor rekenen op de Cito-toets. Twee keer mogen de kinderen hun kladblok gebruiken en één keer staat hoofdrekenen centraal. In de meeste gevallen maken de kinderen twintig opgaven, waarbij alle domeinen van rekenen worden aangetikt. Hierbij kunt u denken aan:

  • optellen en aftrekken
  • vermenigvuldigen en delen
  • rekenen met breuken, procenten en kommagetallen
  • rekenen met tijd en geld
  • rekenen met maten en gewichten

De meeste sommen zijn zogenaamde contextsommen. Kinderen moeten de som uit een verhaaltje halen en uitrekenen. Vervolgens kiezen ze het juiste antwoord. Een voorbeeld van een som bij rekenen is:

 

Edwin gaat naar de slager. Hij koopt vijf stukken vlees van € 2,95. Hij betaalt met een biljet van € 20. Hoeveel euro krijgt hij terug?

A € 14,75
B € 5,25
C € 5,-
D € 17,05

De kinderen moeten eerst uitrekenen wat vijf keer € 2,95 is (€ 5,25), maar daarna ook dat antwoord van de € 20,- afhalen. Het goede antwoord is dus D. Het is goed om bij dergelijke sommen stil te staan, want vaak is er ook een ‘valkuil’-antwoord mogelijk, zoals hier het geval bij antwoord B is. Door te oefenen kunt u uw kind voorbereiden op dergelijke vragen.

 

Studievaardigheden op de Cito-toets

De meeste kinderen ervaren moeite met studievaardigheden op de Cito-toets. Voornamelijk omdat dit vak op veel basisscholen niet of nauwelijks aan bod komt. Studievaardigheden betreft min of meer een combinatie tussen inzicht, rekenvaardigheden en begrijpend lezen. Bij studievaardigheden krijgen de kinderen vaak een bronnenboekje met schema’s, tabellen, plattegronden en stukken tekst, die ze moeten gebruiken bij de opdrachten. Bij studievaardigheden worden de volgende vaardigheden getoetst:

  • het gebruik van naslagwerken
  • het lezen van tabellen, grafieken en schema’s
  • het verwerken van informatie in tabellen, grafieken en schema’s
  • plattegronden, schalen en legenda’s lezen

Een voorbeeld van een vraag die voor kan komen bij studievaardigheden is de volgende:

 

Anton is op de Lijsterbesstraat. Hij moet naar het station. Hoe kan hij het beste lopen?

A Via de Kanaalstraat
B Via de school
C Via het fietspad
D Via de snelweg

Bekijk de grafiek over leerlingen naar het voortgezet onderwijs. Naar welke school gaan de meeste leerlingen van basisschool De Krullevaar?

A Naar het Van Rijn College
B Naar het Merwede College
C Naar het Holst College
D Naar het Pekelaar Lyceum

 

Oefenen voor de Cito-toets

De ervaring leert dat veel kinderen het prettig vinden om van tevoren te oefenen voor de Cito-toets. Niet zozeer om hun vaardigheden te verbeteren, maar om kennis te maken met de vraagstelling. Zo leren kinderen de vragen in de juiste context te plaatsen en doorzien ze zogenaamde valkuil-antwoorden. Oefenen met uw kind kunt u doen aan de hand van online beschikbaar oefenmateriaal, zoals dat op www.toetsoefenen.nl. Het betreft vele unieke en heldere opgaven, ondersteund door extra oefenboeken waarin de vaardigheden nog eens worden uitgelegd.

Over welk vak heeft u vragen? Laat het ons weten via een reactie!

Werken op drie niveaus

Drie niveaus in de klas moet te doen zijn, aldus de geleerden op het gebied van onderwijs. Wat houdt werken op drie niveaus precies in? En wat houdt het níet in?

Een blik op het werken in drie niveaus.

 

Gepaste instructie

Een leerling dient volop aandacht te krijgen. Alles wat er in de les zit, moet voor deze leerling optimaal te gebruiken zijn. Het leerrendement, zoals dat genoemd wordt, moet hoog zijn. Maar hoe zorg je voor een hoog leerrendement?

Juist. Door af te stemmen op de individuele behoefte van een leerling.

Maar in een klas van dertig kinderen is het in een les van 60 minuten niet te doen om iedereen individuele aandacht te geven. Gelukkig zijn de geleerden het daarover eens. Maar door te clusteren naar onderwijsbehoeften kan de leerkracht wel gepaste instructie geven.

Drie niveaus zijn op die manier in te delen. Daarbij is er een zwak niveau, een basis niveau en een hoog niveau.

Leerkracht geeft verlengde instructie

Zwak niveau

Het zwakke niveau is het niveau dat niet goed mee kan komen met de basisinstructie. Het is vaak een kleine groep van kinderen die het niet snapt. In het leerlingvolgsysteem is te zien dat deze kinderen veel IV en V scores hebben. Ze zijn niet dom, maar ze hebben gewoon meer behoefte aan instructie op maat. Het kan zijn dat dit op het gebied van bepaalde strategieën is, maar gemiddeld genomen heeft een kind dat op een bepaald vak zwak is, met meerdere vakken moeite.

 

Basis niveau

Het basisniveau is het niveau dat iedereen aan zou moeten kunnen. Het is het niveau dat de leerkracht hanteert. Gemiddeld, zou je kunnen zeggen: mavo-niveau. Het is dan ook het niveau dat methodes hanteren om te vertrekken.

Het basisniveau zal voller zitten dan het zwakke en hoge niveau. De meeste kinderen in de klas hebben voldoende aan de instructie op basisniveau en kunnen daarmee prima uit de voeten.

 

Hoog niveau

Een aantal kinderen in de klas zal boven de stof zitten. Ze zijn slimmer dan de kinderen in het basisniveau en hebben veel meer uitdaging nodig. Zij werken aan de hand van een aangepast programma. Ze maken minder van de basisstof en kunnen eerder aan moeilijker materiaal gaan. Dat is vaak meegeleverd met methodes of moet door de leerkracht zelf bij elkaar worden gezocht.

 

Drie niveaus in de klas hanteren

Als leerkracht kun je de drie niveaus in de klas optimaal hanteren. Door gebruik te maken van een goede instructie kunnen alle kinderen direct de instructie krijgen die ze nodig hebben. De basisgroep gaat dan zelfstandig aan het werk na die instructie en de zwakke groep krijgt dan extra aandacht. Als deze uiteindelijk ook zelfstandig werken, krijgt de hoge groep aandacht. Zo worden drie niveaus in een uur tijd gevisiteerd.

 

Wat is niet de bedoeling?

Wat helaas vaak wel gebeurt is dat het zwakke niveau vol komt te zitten met extra kinderen die nog zwakker zijn. Zo zwak dat ze eigenlijk ook niet bij de zwakke groep horen. Individuele handelingsplannen krijgen zo veel meer ruimte in de klas en de leerkracht wordt gek: hij moet zich in drieën splitsen om op drie niveaus instructie te geven, maar in het zwakke niveau moet hij zich weer in meerdere splitsen.

Individuele handelingsplannen zouden uit de klas moeten worden gehaald door een remedial teacher of een vrije leerkracht, maar houden een effectieve les wel tegen.